Openingswoord door Thom van der Goot

Openingswoord van Thom van der Goot, toenmalig artistiek directeur van De Oosterpoort & de Stadsschouwburg Groningen bij de expositie ‘Alledaagse glans’ van Cor Groenenberg, zondag 17 september 2006, 15.30 uur.

Huid. Het gaat allemaal om huid.
Een uitspraak van Cor Groenenberg, toen we enkele dagen geleden hier rondliepen om deze middag voor te bereiden.
Huid. Het gaat allemaal om huid.
Een tentoonstelling van meer dan 50 werken van Cor Groenenberg, hier in het monumentale gebouw van de Gasunie.
Huid. Het gaat allemaal om huid.
Om aanraking dus, aangeraakt worden. Om kijken en zien en misschien om bewustwording.

Op vaak forse panelen zoomt Cor Groenenberg in veel, misschien wel de meeste, van zijn werken in op de huid, onze mensenhuid meestal. Onze buitenkant brengt hij in beeld, en dan groter dan de werkelijkheid.
We komen door hem dichterbij, dichter op de huid dan ‘s morgens in een spiegel, zelfs in een ruim vergrotende scheerspiegel.
Bovendien kijken we heel anders. Van de werken van Cor Groenenberg is bekend, dat veel mensen vaak denken dat het gewoon mooi uitvergrote, mooie foto’s zijn. Dat gebeurde ook hier bij de medewerkers van deGasunie toen zijn werken hier werden opgehangen: ‘Mooie fototentoonstelling, Liesbeth!’

En als je er dan achter komt dat die grote foto’s geen foto’s zijn, maar minutieus geschilderd acryl op schildersdoek, dan focust de blik alleen maar meer, word je naar zijn schilderijen toe gezogen, wordt het kijken alleen maar bewuster, zie je opeens veel meer.
Eerst kijk je natuurlijk naar die fabuleuze en dus voor velen bedrieglijke techniek. Bedrieglijk, omdat je eerst denkt dat het affiches, posters, foto’s zijn. Verdomd, het is een schilderij, kijk nou toch!
En als Cor dan ook nog eens onbeschaamd een overduidelijk geposeerd, gestileerd, gephotoshopt plaatje van een Davidoff eau-de-toilette-voor-heren-reclame als onderwerp heeft genomen, €62,50 voor 100 mg lucht in een flesje, dat gladde plaatje dan opblaast, uitvergroot, aanscherpt, ja, dan is de verwarring helemaal gelukt. En blijf je kijken!

Die ‘Cool Water’ – een reclame dus voor eau de toilette – hangt bij Alf en mij thuis boven de bank. Sinds ik kortgeleden Liesbeth’s keuze uit de depots van het Centrum voor Beeldende Kunst in De Oosterpoort heb gezien, weet ik dat ik dat ook in het openbaar mag zeggen. Boven de bank. Boven een mooi rode bank had zij een mooi rood schilderij hangen en zo stond ze zelfs op het affiche.

Je mag gewoon genieten van kunst boven de bank.

‘Cool Water’ van Cor Groenenberg meet 150 bij 120 centimeter en dus nogal monumentaal aanwezig in die doorsnee bemeten huiskamer van ons. Je kunt er niet omheen. Je valt -op onze eigen strakke mooie rode leren bank- zelfs soms een bee

tje in het niet bij die grote beeltenis. Toen u hier naar de zaal liep hing hij daar, blauw uitdagend, die al te mooie jongeman met dat druipende water over zijn al te zwarte haar, over die te zongebruinde, veel te gezonde huid.
Bijna kitscherig of gewoon kitscherig mooi. Als een moderne icoon. Een ideaalbeeld. Eromheen is niets, althans geen bedreiging, gevaar of verval.
Er is alleen die kop met afdruipend water. En je blijft naar hem kijken.

Huid. Het gaat allemaal om huid. Ons grootste orgaan. Huid.
Voor het grootste gedeelte bedekt, omdat we in een klimaat leven, waar het grootste deel van het jaar het water en de omgeving meer dan koel is. Maar ook in een cultuur waar we liever wat afstand van elkaar houden.

Er zijn wetenschappelijke onderzoeken gedaan over die afstanden, weet ik. Ik las laatst van iemand die klaagde dat naamkaartjes bij congressen vanaf een beschaafde afstand normaliter niet te lezen zijn. Vanmiddag hebben velen hier een cirkel van zo’n 1 tot 1 meter 20 om zich heen. Die cirkel van privé doorbreek je alleen om elkaar een hand te geven. Je houdt elkaar op armafstand. Je biedt elkaar de huid van je hand, drukt elkaar al of niet stevig in die handen en als je daarna wat verder praat is de afstand ook bepaald. Bepaald door de aard van de relatie die je met elkaar hebt.
Elkaar omhelzen, je lichamen tegen elkaar aandrukken betekent dat je relatie heel close is, heel dichtbij, huidna. Elkaar zoenen getuigt van hevige intimiteit. De aard van die zoen – op de wang of op de mond, of zelfs luchtzoenen: met de nabijheid van elkaars huid, met de manier waarop we die bij de ander aanraken drukken we de intensiteit van onze relatie uit.

En dan komt daar Cor Groenenberg en die zoomt daar ook nog eens op in. Hij haalt de huid nog dichterbij.
Ik weet weinig van de islam, maar des te meer van het christendom, vooral van de katholieke variant daarvan en daar is huid ook een cruciaal item.

Aan het kruis hangt een 33-jarige, hevig gemartelde jongeman met slechts een lendendoekje om, zo goed als naakt dus. Maar – terwijl die naakte bebloede, creperende blote man in alle kerken, huiskamers, schoolgebouwen hing, vaak in alle vertrekken, en ook bij velen om de nek – is het eeuwen ondenkbaar geweest, dat de menselijke huid bij anderen zichtbaar zou zijn. O, spannende discrepantie.
Nonnen zwaar gesluierd, je wassen in een badjurk, rokken tot ver over de knie, hoed en handschoen te pas en te onpas op en aan, zwemkleding alsof je naar de opera ging.
Voor schilders waren naakten eeuwenlang ondenkbaar, tenzij het om het uitbeelden van heiligen ging.
Sint Sebastiaan kronkelend gebonden aan een boom, met de Romeinse pijlen kriskras door zijn al even naakte lijf is daardoor een van de meest afgebeelde heiligen in de westerse beeldende kunst geworden.
Nog in de jaren dertig van de twintigste eeuw, het rijke roomse leven, stond de bisschop van Roermond het zijn priesterstudenten weliswaar minzaam toe om bij een wedstrijd sportkleding te dragen, maar dan wel onder de priesterlijke toog!
Ik weet nog hoe in de jaren ‘50 op zaterdag bij ons thuis iedereen na elkaar in bad ging – nou ja, bad, een teil met warm water, een washandje en sunlightzeep met een zongedroogde harde handdoek – maar dan wel met de keukendeur ferm op slot en een laken gespannen voor de matglazen deurruit en als iemand dreigde binnen te komen, schreeuwde je in paniek dat je je aan het wassen was! Je huid zou eens zichtbaar zijn voor je ouders, broers of zussen!

Cor Groenenberg laat ons zien, dat die focus op huid helemaal niet zo gek is.
Of liever: dat die focus spannende kunst oplevert. Dat de mens in zijn of haar huid immers het meest zichtbaar en kwetsbaar is. En dus bescherming behoeft en afgebeeld moet worden.
En hoe dichter je op je huid komt, hoe onontkoombaarder dat besef wordt: het is heel belangrijk te weten van huid, oppervlakkig en diepzinnig.
Cor Groenenberg is echter geen verteller, zegt hij zelf: hij kijkt, hij maakt een uitsnede, hij laat zien. En door de hoog ontwikkelde schilderkunstigheid waarmee hij dat doet, is dat niet altijd even belangeloos.
Gôh, mooi geschilderd, mooi plaatje en hup naar het volgende – dat niet dus.

De huidfotoschilderijen van Cor intrigeren. Vaak om de grote maat waardoor je meer ziet, in elk geval beter moet kijken, – even verderaf staan dan weer dicht erop neuzen – maar ze fascineren ook door wat die huiden meemaken, om het zo eenvoudig mogelijk te zeggen.
Huid in een kleimasker, huid met druipend water, olie op de huid, sperma, bloed, bier. Huid onder verschillende omstandigheden, om het flauw te zeggen.
En dus word je gedwongen steeds met een nieuwe blik naar die huid te kijken. Allereerst: wat gebeurt hier nu weer? En dan: hoe komt hier die huid in beeld. Hoe kijk ik en wat zie ik dan. De huid en beharing van aap, de textuur, de huid van chocoladetaart, van sorbet in glazen huid, van druipend smeltende aardbeientaart, van siliconen borstimplantaten…

Huid. Het gaat allemaal om huid.
Zoals u weet ben ik theaterdirecteur.
In Den Bosch zag ik begin augustus de voorstelling WOYZECK gespeeld door de groep Wetten van Kepler.
Om vrouw en kind te onderhouden is Woyzeck betaald proefkonijn voor een legerarts, maar daarom ook belangrijk voor de legerkapitein: wat kan een soldaat aan? Bovendien is zijn aantrekkelijke vrouw Marie iemand met wie de kapitein best wel huidcontact zou willen hebben.
Hoe krijg je als arme, afhankelijke schlemiel in zo’n afgebakende, vragenloze wereld greep op je leven? Wie bepaalt je weg en je doel? Is er wel een doel of ben je alleen maar middel, gebruiksvoorwerp in de handen van sterkeren, van de omgeving die machtiger is dan jij?
Prachtige voorstelling, zonder meer, maar het gaat me om die ene scène, waarin die zijnsvraag/zinsvraag heel beeldend en lijfelijk – recht voor het publiek wordt neergezet, de kijker wordt opgedrongen. De acteur is al naakt en druipend nat na een hopeloos gevecht in een waterpoel waarbij hem de kleren van het lijf gerukt zijn en hij hijgt en hij drinkt en hij hijgt en hij drinkt water uit zo’n anderhalve literfles Spa Blauw. Er is niets verheffends aan.
En opeens begint hij front publiek te plassen, het water loopt zomaar weer uit hem: wat er boven ingaat, komt er van onderen even snel weer uit.
Wat is de zin van onze doortocht door het leven? Uiteindelijk zijn we allemaal naakt, naakt geboren, er gaat inderdaad heel wat door ons heen, we veroorzaken heel veel om ons heen, we ervaren heel veel, ‘ik heb een steen verlegd in de rivier op aarde’, wat niet al, maar ‘what goes up must come down’, we zijn maar kruimels in het heelal, pluizen in de tijd, onze huid is dun, verschrompelt al na enkele jaren, droogt uit, verteert en weg zijn we – en wat is het dan allemaal geweest?

Natuurlijk schrokken mensen van die confrontatie met die naakte, plassende acteur recht voor hun neus. Gewoon op een doordeweekse avond op een zomerfestival. Zoveel huid en zoveel intimiteit passen niet in ons afsprakenstelsel en onze omgangsvormen. Het schrikt af, zo’n sterk beeld.
Soms zie je door die schok van schrik dan ook alleen nog maar het beeld, het verblindt en verdooft en komt er geen betekenis meer vrij.
Je blijft aan de buitenkant steken, er ontstaat geen meerwaarde, je ziet alleen maar de huid en niet wat die omhult, hoe bezield die is, hoe warm en zacht en streelbaar.

Ik denk ook aan het relletje van deze dagen in het mij geliefde Drachten. De Vliegende Panters, een hoogbegaafd, maar kwajongensachtig cabarettrio heeft ter aankondiging van hun nieuwe voorstelling driehoeksborden rond de lantaarnpalen geplaatst met daarop een frontaal naakt van een vrouw. Gewoon een naakte vrouw in de smakeloze tuin van haar doorzonwoning, haar witte hondje op de arm.
Hoe trek je nog aandacht in een overvolle theatermarkt?
Puberaal gedrag, mag je zeggen. Studentikoos corpsballengedrag ook. Naakt mag, maar het moet natuurlijk wel functioneel zijn en er is aardig wat verwarring en gedoe door ontstaan. Huid is ook in het begin van deze 21e eeuw in het liberale en verlichte Nederland nog steeds een bron van tegenspraak.
Is die paprika eigenlijk een vagina? Is dat ‘Cum Face’ uit 1998 van 150 bij 120 centimeter, nog onverkocht, ongepast?

Raak mij niet aan, noli me tangere, zegt de verrezen Christus in Johannes 20, vers 17, tegen Maria Magdalena als die hem wil omhelzen in de tuin waar zij hem herkent. Hij is de opgestane Heer, tussen dood en eeuwig leven, tussen hemel en aarde en gewoon zijn huid aanraken, nou nee, dat past niet in de mystiek van dat moment in de eeuwigheid. Terwijl toch de kern van het christendom blijft, dat wij ‘anders dan anderen’ een god ‘hebben’ die mens geworden is, huid had, huid is, was. Christendom en huid: Kijk, daar zou ik Benedictus XVI nog wel eens over willen horen.

De schilderijen van Cor Groenenberg roepen juist niet: noli me tangere. RAAK AAN, word geraakt, schreeuwen ze. Nee, natuurlijk niet die schilderijen zelf aanraken, maar wel jezelf, elkaar, in contact zijn de werkelijkheid om je heen. Kijk en zie. Reach out and touch.
Laat je niet afleiden door de vaak overdadige, overweldigende context, door dat bombardement van indrukken en beelden en oordeel niet. Wees niet bang. Angst leidt tot oordelen en sluit je af. Kijk en zie. Zelf zegt Cor op zijn website: ‘Ik zet een vergrootglas op de poriën van de mij omringende wereld, waardoor het buitenissige banaal en het alledaagse buitensporig wordt. Zweet stinkt niet, het schittert.’ Kom dichterbij en focus! Kijk, kijk, kijk!

Ja, het werk van Cor Groenenberg gaat over de huid, ons grootste zintuig, ons grootste raakvlak met de omgeving, met anderen, maar daarmee gaat het ook over al die andere zintuigen: proeven, ruiken, zweten, kwijlen, voelen, huilen, beminnen, ontroeren, slapen, ademen, zuchten, lachen en genieten.
De werken van Cor Groenenberg zijn zinnelijk, verleidelijk, sensueel en ook nog eens heel kunstig geschilderd.
Alledaagse glans hebben Cor en Liesbeth deze tentoonstelling getiteld. Inderdaad, de schoonheid van het alledaagse glanst, schittert, spettert, jubelt van de werken van Cor Groenenberg af.
Ik heb er vanmiddag mijn verhaal bij verteld – op zijn uitnodiging, ik heb hartsgrondig van mijn fascinatie voor zijn werk willen getuigen. Ik trek aan de handrem, want zou nog pagina’s kunnen doorgaan.

Gasunie-kunstcommissie en Liesbeth Grotenhuis, mijn dank en complimenten voor jullie keuze voor Cor Groenenberg en voor deze prachtige ruimte waarin zijn werken zo wonderschoon tot hun recht komen.

Cor, ik vind het een grote eer tussen zoveel schilderkunstige schoonheid te mogen staan, jouw werk dat ik bewonder en hier het woord te mogen voeren en te mogen zeggen: Proficiat, Cor, met zoveel waarachtig talent en zoveel inspirerende toewijding. Dank je wel dat ik mag zeggen: de tentoonstelling is geopend!